Leren verleerd

In de afgelopen periode heb ik mij verdiept in het rapport van de Opleidingsvisitatiecommissie van de Rechtspraak. Het valt mij op dat gelet op hun bevindingen binnen de Rechtspraak heel veel collega’s de onderling afgesproken minimum PE-normen vaak niet of nauwelijks halen. Dat weten we ook al uit eerdere jaarrapportages van de Rechtspraak. Wat meer opvallend is, is dat men daar ook nauwelijks een slapeloze nacht van heeft. Ook de organisatie zelf wordt er niet echt nerveus van. We hebben het in de Rechtspraak over een leven lang leren, maar hoeveel doen we daar nu in de praktijk werkelijk aan. Je zou denken dat juist rechters en juridisch medewerkers het op peil houden van hun kennis een onmisbare voorwaarde voor hun goed functioneren zouden vinden. Het zijn bovendien erg consciëntieuze professionals.

Gaat hier iets mis? Als je er met betrokkenen over spreekt, volgt er als verantwoording dat men binnen de Rechtspraak al voortdurend bezig is met kennis (“de Rechtspraak als vleesgeworden kennismanagement”) of dat het aanbod uiteindelijk niet interessant genoeg is. Natuurlijk wordt gebrek aan tijd ook voortdurend als een belangrijke factor genoemd. Het lijkt erop dat we met zijn allen druk in de weer zijn met informatie. Maar of die informatie ook werkelijk wordt omgezet in kennis en vervolgens input is voor gedrag, is de vraag. Zeker in een zo snel veranderende samenleving is dit zeker een conditio sine qua non voor een gezonde organisatie. Waar de samenleving van ons verwacht dat we blijven leren en onze kennis actueel houden, wordt er in de praktijk eigenlijk weinig of geen tijd besteed aan hoe je moet leren.

We weten dat leren gemakkelijker en beter gaat als je ergens gepassioneerd en gedisciplineerd over bent en er bovendien echt tijd aan kunt besteden. Ook weten we dat regelmatig oefenen en herhalen belangrijk is, het liefst in je werkomgeving. Over de eerste twee voorwaarden heb ik in onze rechtspraakwereld weinig twijfel. Zelf denk ik wel dat het leren in onze professionele wereld voortdurend wordt verstoord doordat het leren is geformaliseerd en een gedwongen karakter heeft gekregen. Voor voorbereiding en ‘duur training’ is er bovendien sowieso geen tijd of concentratie vanwege de beleefde werkdruk en gebrek aan professionele ruimte. Dit is waarschijnlijk ook de reden dat rechters en juridisch medewerkers op de vraag naar leerbehoeften nadrukkelijk aangeven dat het leeraanbod leuk, kort en behapbaar moet zijn, weinig voorbereiding moet kennen en dat men over de eigen daadwerkelijke leerbehoefte zo min mogelijk wil nadenken.

Maar hoe blazen wij het nieuwe leren nu weer nieuw leven in? Hoe leren we weer om te leren? Hoe worden wij ook weer gemotiveerd om te leren? Dit vergt stevige ‘meesters’ op de werkplek met voorbeeldgedrag en autoriteit. We moeten voortdurend van elkaar het vak afkijken, feedback geven en met elkaar reflecteren. Passie voor leren wordt bevorderd door vertrouwen, samenwerking en ruimte. De werkplek is de beste leeromgeving. Het informele leren moet weer veel meer ruimte krijgen. In plaats van eenmalige colleges en korte cursussen hebben wij training en herhaling nodig. Ervaringslessen die wij in de praktijk kunnen toepassen en personaliseren.

Zoals een goede sportclub spelers ondersteunt om beter te leren spelen en tegelijkertijd hun passie voor het spel verder aanwakkert, zo moeten gerechten trachten om rechters en medewerkers cruciale kennis en vaardigheden te doen verwerven en tegelijkertijd hun passie voor leren te versterken. Geef hen de ruimte om hun rolmodels te kiezen en te volgen. Zo blijven ze levenslang (gepassioneerd door) leren en zullen zij zelf en de organisatie elkaar verrijken. Niet voor niets zijn lerende organisaties het meest succesvol in onze wereld.

Nieuwsoverzicht