Wederzijdse afhankelijkheid

Afgelopen jaar zijn er weer veel proefschriften verschenen die goed in de opleiding benut kunnen worden. Het zeer recente proefschrift van Rick Robroek ‘De macht over het strafproces’ is er daar één van. Een aanrader. Je zou verwachten dat de rechterlijke macht – en dan met name de bestuurders en managers – massaal zou zijn toegestroomd bij deze promotie; helaas was dat niet het geval. In feite probeert Robroek invulling te geven aan het inmiddels legendarische concept ‘Lege sturing’ van Frissen, die de Rechtspraak uitdaagt om effectief te zijn zonder de onafhankelijkheid van rechters te bedreigen. Een goede balans voor rechters en bestuurders tussen ambacht, management en samenleving is daarbij belangrijk. Zeker in tijden van grote veranderdrukte in de Rechtspraak, komt de onafhankelijkheid van de rechters extra onder druk te staan. Het is juist dan de kunst om aan deze drie dimensies van de moderne rechtspraak recht te doen.

Robroek geeft in zijn proefschrift aan dat rechters nogal eens van mening zijn in de huidige tijd hun werk niet te kunnen doen zoals ze zouden willen; opgejaagd door het bestuur en management. En als ze dat wel proberen te doen – maar het de bestuurder niet snel genoeg gaat – lopen ze het risico dat de bestuurder interessante en andere prestigieuze zaken aan andere rechters laat en hen een promotie onthoudt. Volgens hem ligt de kiem van de huidige spanningen tussen rechters en bestuurders in huidige wetgeving. Volgens de Wet op de rechterlijke organisatie zijn rechtspraak en bestuur twee gescheiden werelden (and never the twain shall meet). Dit verdient een oplossing. Voortvarendheid en voorzienbaarheid – twee zeer belangrijke kwaliteitseisen, te stellen aan de rechtspraak – kunnen alleen maar gerealiseerd worden via de organisatie en niet door het individu.

Volgens Robroek is er – anders dan de wet zou doen geloven – in de praktijk echter helemaal geen sprake van gescheiden werelden tussen besturen en rechters. Sterker nog, de bestuurder overtreedt zelfs vaak het wettelijk verbod om te treden in rechterlijke werkzaamheden. Dit wordt ook ingegeven door de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij een bewuste keuze is gemaakt gelet op de samenhang tussen rechtspraak en de organisatie. Volgens de auteur brengt dit optreden in ons systeem op geen enkele wijze de rechterlijke onafhankelijkheid in gevaar. Dit co-eigenaarschap vergt een taal die beiden verstaan en een platform waarop beide actoren recht van spreken hebben. Dat noodzaakt bestuurders tot een terughoudende benadering. Zij zouden om te beginnen alleen lokale harmonisering moeten bewerkstelligen. Robroek gaat zelfs zo ver dat hij vindt dat bestuurders (excl. de niet-rechterlijke bestuurder) in bepaalde gevallen de rechter op een strafvorderlijke aanpak kan wijzen die met het oog op voortvarende en voorzienbare rechtspraak het meest wenselijk is (een niet-dwingende bestuurlijke aanbeveling). Aan de gedragsverandering van de rechter besteedt hij minder expliciete aandacht. Je zou denken dat, aansluitend bij het verlenen van een strafvorderlijk toegangsbewijs en de stimulans om daarvan gebruik te maken, voor de rechter een analoge situatie met betrekking tot bestuurlijk handelen wordt gecreëerd. Dit zou pas een echte emancipatie van de magistraat betekenen.

Een ander spoor: Robroek redeneert vanuit het ‘externe’ belang van voortvarendheid en voorzienbaarheid. Hij kijkt naar het maatschappelijk belang van beide kwaliteitseisen als een gegeven. Maar draai de blikrichting eens om: er is ook een ‘intern’ Rechtspraak-belang waarbij ik speciaal denk aan het aspect voorzienbaarheid. Het interne belang ervan is het ‘concern-besef’. Door middel van een bestuurlijke interventiecultuur als bepleit, cultiveert men de kijk op rechtspraak naar die van Rechtspraak. Anders gezegd: via de strafvorderlijke weg versterkt men de organisatie. Het vergt het ontwerpen van nieuwe spelregels tussen rechters en bestuurders en het besef van de wederzijdse afhankelijkheid. Het zou een volgende stap kunnen zijn op weg naar een volwassen relatie binnen de gerechten.

Hoe het ook zij, zo aan het einde van het jaar voldoende stof om verder door te denken. ‘Bijvoorbeeld  aan ’r/Rechtspraak’ als een Siamees fenomeen, het thema van de laatste SSR-Zesdaagse en ook onderwerp van de nieuwe thema’s die SSR volgend jaar als maatwerk aan de gerechten aanbiedt.

Nieuwsoverzicht