Boeiende analyses en casussen op ‘Dag van de belastingrechtspraak 2016’

Een leerzame spiegel van concrete ervaringen rond lokale rechtszaken, boeiende analyses van Europese casussen en een prikkelende wrap up van de belastingtrends in 2016. De ‘Dag van de belastingrechtspraak 2016’ op 25 september in Amersfoort bood rechters en andere geïnteresseerde belastingprofessionals binnen de Rechtspraak een aantrekkelijk en divers menu. “Belastingplichtigen”, zo vertelt een belastingadviseur, “kijken vaak reikhalzend uit naar het verweer van de gemeente. Wacht daar niet te lang mee.”

Prejudiciële vragen

‘Dag van de belastingrechtspraak 2016’“Stelt u gerust meer prejudiciële vragen aan de Hoge Raad”, moedigt Piet van Loon, raadsheer bij de belastingkamer van de Hoge Raad, de zaal met vele belastingmagistraten aan. “Dat is nog weinig gebeurd, terwijl het heel zinvol kan zijn.” Van Loon trapt de ‘Dag voor de belastingrechtspraak 2016’ af met een terugblik op de nieuwe ontwikkelingen binnen de belastingrechtspraak in 2016. Dit jaar is het voor rechters en raadsheren voor het eerst mogelijk prejudiciële vragen over belastingzaken te stellen aan de Hoge Raad. “Een procedurele noviteit”, aldus Van Loon, eentje die in de civiele rechtspraak al sinds 2012 bestaat. Alleen rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft tot nu toe van de nieuwe optie gebruik gemaakt: door de Hoge Raad te vragen of buitenlandse beleggingsinstellingen dividendbelasting moeten betalen. Een wat magere oogst, vindt Van Loon. “Immers, prejudiciële vragen kunnen de feitenrechter goed helpen bij het zicht krijgen op welke feiten vastgesteld moeten worden. Zodat je weet of er een extra feitenonderzoek moet worden ingesteld.” Aan de voorwaarde dat prejudiciële vragen voldoende massaal van impact moeten zijn, voldoen belastingzaken volgens Van Loon al snel: “Zaken over belastingen gaan in principe per definitie veel mensen aan.”

Hoge Raad niet op schoot

Van Loon – die spreekt op kalme, heldere, licht ironische toon – stipt een reeks veranderingen aan die de belastingrechtspraak in 2016 heeft gebracht. Van de – ‘inmiddels alweer gerepareerde’ – aftrekbare werkruimte in de woning van de ZZP’er tot de boeiende ontwikkelingen rond de belastingplicht van overheidsondernemingen. Met klem weerspreekt Van Loon de suggestie die in de financiële media werd gewekt, dat de Hoge Raad op belastinggebied teveel zou aanschurken tegen het Ministerie van Financiën. “Er werd gesuggereerd dat de Hoge Raad van het advies van de advocaat-generaal zou afwijken wanneer dat de schatkist te veel geld zou kosten. Ik kan u verzekeren dat wij niet op schoot zitten bij Financiën.” “Jullie zijn wel verhuisd richting het gebouw van het ministerie”, plaagt iemand uit de zaal. “Ja, we zwaaien af en toe naar elkaar”, glimlacht Van Loon.

Onduidelijkheid griffierechten

Tijd voor de workshops. Twee daarvan zijn zogeheten spiegelbijeenkomsten, waar rechters en raadsheren een spiegel krijgen voorgehouden door ketenpartners en andere betrokkenen. Zoals Jennifer Lanser en Sjoerd Bosma, die als door de wol geverfde belastingadviseurs vaak gemeenten respectievelijk belastingplichtigen bijstaan. ‘Dag van de belastingrechtspraak 2016’Ze zijn elkaar al vaak in de rechtszaal tegengekomen en ook in deze workshop kruisen ze vriendelijk de degens. Bijvoorbeeld over de griffierechten die door de rechtbank gerekend worden voor zaken waarin grote aantallen woningbezitters de WOZ-waarde aanvechten. “Reken je per aanslagbiljet en dus één keer griffierechten, of reken je 10.000 keer, voor elke woning waar het om gaat? Of werk je met clusters woningen per wijk of straat?”, vraagt Bosma zich af. “Dat verschilt per rechtbank sterk en dat is moeilijk uit te leggen aan belastingplichtigen.” De rechters in het zaaltje herkennen de kwestie. “We hebben geprobeerd dit probleem te tackelen, maar dat is lastig”, reageert één van hen. “Als er een samenhang is tussen beschikkingen, zoals een reeks vergelijkbare appartementen, werken we per cluster. Maar als het om een ander object gaat, beschouwen we dat als een verschillende procedure.” Het pleidooi voor meer eenduidigheid valt in goede aarde. “Het is inderdaad niet zuiver dat er zulke verschillen tussen rechtbanken bestaan.”

Overvaltechniek gemeenten

Een ander probleem dat iedereen herkent, is het op de valreep of helemaal niet indienen van een verweerschrift door bepaalde gemeenten. “Daar kijken belastingplichtigen, die soms voor de enige keer in hun leven een rechtszaak aanspannen, vaak reikhalzend naar uit”, vertelt Bosma. “Voor veel gemeenten is het verweer een instituut”, aldus Lanser, “Waarin zij hun mening mogen en vaak ook willen geven.” “Waarom duurt het dan vaak zo lang?”, vraagt Bosma. “Een taxatierapport kost tijd”, antwoordt Lanser. “Zeker als het om 25 exemplaren gaat.” Toch laden gemeenten de verdenking op zich op dat hun late verweer een overvaltechniek is om de burger zo weinig mogelijk reactietijd te geven, vinden diverse rechters en raadsheren. “Ze hebben de schijn tegen. Je zou dit in de kiem kunnen smoren door in de uitnodigingsbrief aan te geven dat het verweer vier weken voor aanvang van de zitting binnen moet zijn, in plaats van tien dagen.” De discussie wordt breder: de Nieuwe zaaksbehandeling laat omwille van kortere procedures minder tijd voor de repliek en dupliek. “Dat is een goed streven, maar moet niet ten koste gaan van een evenwichtige afhandeling”, vat een raadsheer samen.

Ellenlange pleitnota’s

“Zinvol. En leuk. Deze spiegelbijeenkomst.” Vindt Harold van Laar, stafjurist bij rechtbank Oost-Brabant. “Je hoort niet zo vaak wat procespartijen van de gang van zaken vinden. Je hebt wel een vermoeden, merkt de emoties, maar je weet het niet zeker.” De rechtbank kan klantvriendelijker zijn, denkt Van Laar. “Beter en tijdiger communiceren met partijen over de zittingsdata, dat vond ik een goed punt in de workshop.” Ook het verzoek om particulieren die zelf het woord voeren op zitting een pleitnota op schrift  toe te staan, vindt hij een goede suggestie. “In die situatie heeft zo’n nota meerwaarde. Maar dat we papieren pleitnota’s sinds een tijd in beginsel weigeren, vind ik terecht. Ze zijn vaak ellenlang, en vol herhaling, dan voegen ze niets toe, en kosten slechts tijd. Een professioneel gemachtigde moet ook in staat zijn om los van papier te pleiten.”

Europees internetpokeren

‘Dag van de belastingrechtspraak 2016’ Sjoerd Douma “Hoe gaan we deze zaak aanpakken, welke stap zetten we eerst?”. Sjoerd Douma, hoogleraar internationaal & EU belastingrecht, stelt steeds dezelfde vragen aan de 25 deelnemers van de workshop Europees belastingrecht. Met verschillende kleuren stift markeert Douma de diverse posities van procespartijen in bekende Europese belastingzaken op de flap-over. Voortdurend betrekt Douma zijn publiek bij de afwegingen en argumentaties die gemaakt moeten worden. “Maar hoe definieer je deze dienst precies?”, vraagt hij naar aanleiding van een casus over het betalen van kansspelbelasting bij internetpokeren die is ingebracht door twee workshopdeelnemers. Het zaaltje denkt fanatiek mee, één deelnemer heeft constant een wetsbundel naast zich liggen om zaken in op te zoeken. Mobiele telefoons en iPads blijven onaangeroerd, de discussie vraagt ruim twee uur lang alle aandacht. “In welke constructie precies kan een stevig verlies van een dochterbedrijf gevestigd in een ander land fiscaal verrekend worden met de winst van de moederonderneming?” Er passeren vele varianten en constructies de revue, waarbij Douma steeds op heldere wijze de jurisprudentie van het Europese hof van Justitie uitlegt. “Wat is hier de rol van het Marks & Spencer-arrest?” Een deelnemer vraagt kritisch: “Zoek je niet teveel achter de Europese arresten, misschien is er geen coherent geheel en zijn ze vooral in conflict met elkaar.” Douma antwoordt beslist: “Het is mijn taak als hoogleraar om die coherentie te zoeken, zodat het recht voorspelbaar wordt.”

Hilarisch cabaret

De Europese workshop is een dankbaar slachtoffer voor cabaretier Patrick Spekman, die de dag op ludieke wijze afsluit. ‘Dag van de belastingrechtspraak 2016’ Patrick Spekman“Een Zweedse topmoeder die gedwarsboomd wordt door een Italiaanse dochter via een Cyprus-constructie. Dat klinkt als een hele onsmakelijke thriller.” Spekman heeft de lachers al snel op zijn hand met zijn hilarische associaties en de ironische uitvergroting van het belastingjargon dat hij de hele dag heeft opgesnoven. “Een aan een lening verbonden lichaam”, grijnst hij. “Ik heb geprobeerd me dat voor te stellen, maar kan iemand me alsjeblieft helpen? Zijn daar foto’s van, of ander bewijsmateriaal?” Spekman citeert een rechter uit een workshop die provocerend stelde: “Steek ’s nachts een speld in de bips van een belastingcontroleur en hij roept altijd ‘Vijftig procent’.” Rechters zijn sterren in spiegelen, stelt Spekman. “Zij spiegelen de bijeenkomst zodanig dat zij op het eind de ketenpartners vertellen wat zij moeten doen in plaats van andersom.” Herkenbaar gelach uit de zaal. “Is raadsheer Van Loon nog in de zaal?”, besluit Spekman. “Nee? Zeker naar een borrel op het ministerie van Financiën.”

Nieuwsoverzicht