Schrikbeelden

De rokende puinhopen in Kiev waren een nachtmerrie voor me. Ik ben daar vaak geweest om mee te praten over de opbouw van de rechtsstaat en het opleiden van rechters. De hoop die er toen gloorde leek letterlijk in rook op te gaan. Eenzelfde gevoel moet de wegens zedenmisdrijven veroordeelde zwemleraar Benno L. hebben. Hij heeft zijn straf uitgezeten in een rechtsstaat, maar actievoerders in Leiden schreeuwen moord en brand om hem te verbannen naar elders uit ‘veiligheidsoverwegingen’. En er was al eerder het rumoer rond de vrijlating van Volkert van der G., de moordenaar van Pim Fortuyn.

Met deze drie schrikbeelden op mijn netvlies dacht ik aan de drie typen vonnissen die onlangs in het rapport ‘Governance in de rechtspraak’ van de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur (NSOB) werden gepresenteerd als metaforen voor het werk van de rechter en normatief kader voor de wijze waarop de Rechtspraak zou moeten worden bestuurd.

In die ‘typologie’ van het NSOB heb je om te beginnen het ‘briljante vonnis’, met juridische voortreffelijkheid als kernwaarde. Dan heb je het ‘relevante vonnis’, met de maatschappij als belangrijkste jurylid. En tot slot is daar het ‘efficiënte vonnis’, dat een maatstaf is voor bestuurders en managers. Tussen deze drie typen vonnissen zou een dusdanig evenwicht tot stand moeten worden gebracht dat de drie bijbehorende ‘doelgroepen’ aan hun trekken komen.

Met alle respect voor het onderzoek en de aanbevelingen van de NSOB, voor mij is er maar één vonnis ‘relevant en efficiënt’, en dat is het ‘briljante’ vonnis. Het goed afgewogen vonnis, gemaakt door goed geselecteerde en opgeleide rechters, is het enige oordeel dat relevant is voor de samenleving. Iedereen in de maatschappij van de Oekraïne, Leiden of elders in Nederland zit uiteindelijk in zijn eigen zaak te wachten op het beste vonnis. Juist in de brandhaarden van ‘onderbuikgevoelens’ zijn uiterst deskundige rechters nodig die snel, onafhankelijk en onpartijdig de zaken op een rijtje kunnen zetten. Ook al werd in het NSOB-rapport nóg duizend keer gezegd dat het ‘briljante vonnis’ aan betekenis heeft ingeboet, voor de betrokkene(n) en de maatschappij heeft dát vonnis prioriteit. Natuurlijk moeten organisatie en governance van de Rechtspraak daarbij efficiënt en doeltreffend aansluiten. Maar zij komen op de tweede plaats en staan in dienst van het product: het voortreffelijk rechterlijk oordeel.

Governance in ons vak mag dan worden gezien als een ‘beweeglijke uitoefening van bestuursmacht en beleid’ – met alle veranderingen van dien waar die zelfde governance al een kwart eeuw aan onderhevig is –, de enige constante factor daarbij was, is en blijft het meesterschap van onze magistratuur. Met bijbehorende oordelen en uitspraken. Het is die constante die als een rots in de branding fungeert wanneer er in de maatschappij kleine of grote conflicten spelen. Het is ook die enige constante , waaraan de samenleving het vertrouwen in de rechtspraak verbindt. En het is ook die constante die ons, de Rechtspraak, de plicht geeft om rechters uit te rusten met alle mogelijke middelen om hun zware, verantwoordelijke maar eervolle taak naar behoren uit te voeren. Voor een deel zijn we dat pad al ingeslagen. Vorming en permanente educatie maken steeds grotere sprongen. De kwaliteit van onze rechters en hun vonnissen is nog steeds hoog. Ik hoop dat met dat uitgangspunt in het achterhoofd de besprekingen over de governance-toekomst gevoerd gaan worden. Die eerste plaats mag ons niet afgenomen worden.

Nieuwsoverzicht