Gedragsbeïnvloeder

Louter toevallig las ik kort geleden over de functie ‘gedragsbeïnvloeder’. Nooit geweten dat zo’n beroep bestaat. Maar bij de Nederlandse Zorgautoriteit NZa zochten ze onder die titel een ‘slimme en creatieve geest die problemen in de zorgsector kan analyseren en deze met behulp van toezicht kan oplossen’. Zo stond het in de vacature. Voor de goede orde: ik heb niet gesolliciteerd. Maar associatie en inspiratie leverde het woord me volop.

Een gedragsbeïnvloeder: zouden we bij de Rechtspraak ook zo’n duizendpoot kunnen gebruiken, vraag ik me af. Iemand die zich bijvoorbeeld verdiept in het ingewikkelde vraagstuk rond het ‘gezicht’ van de rechterlijke macht in relatie tot de beroepsgroep zelf, de organisatie en de samenleving. Die bijna schizofrene positie van onafhankelijkheid versus afhankelijkheid blijft actueel en magistraten worstelen met de vraag hoe zij zichzelf en als groep vakinhoudelijk én als onderdeel van een (bestuurlijke) organisatie zouden moeten profileren. De buitenwereld wil een eenduidig, helder beeld van ons. Een schier onmogelijke opgave, zo bleek ook weer tijdens de laatste bijeenkomst van de Zesdaagse, de SSR-cyclus over de vele facetten rond rechterlijke oordeelsvorming. Zou zo’n gedragsbeïnvloeder het probleem kunnen analyseren van die positioneringsvraag en in staat zijn om precies de vinger op de zere plek te leggen en vervolgens ook nog op te lossen? Een ‘hell of a job’ lijkt me. Ga maar na: je wilt recht doen aan de eigen identiteit en die van de groep in deze organisatie, én vervolgens wil je naar buiten toe fungeren als één boegbeeld voor de onafhankelijke rechtspraak. Dat is een dermate brede en complexe opgave, met zoveel verschillende invalshoeken, dat daarover nog wel even nagedacht moet worden.

Eén ding kunnen we er in ieder geval nu al met grote zekerheid en overtuiging over zeggen: het is belangrijk dat iedereen, alle rechters, zich bewust zijn van de spagaat tussen onafhankelijkheid en afhankelijkheid. En het is ook belangrijk dat iedere rechter om te beginnen bij zichzelf zoekt naar mogelijkheden om uit die spagaat te komen. Dat vraagt om meer zelfinzicht en zelfreflectie. Die zie ik nu nog te weinig. Rechters lijken zichzelf nog te veel te beschouwen als een ‘prima donna’: veel oog voor de eigen invulling van het vak, maar zonder totaalvisie op de uitvoering van het ‘ballet’ als geheel, waarin ook dansers nodig zijn die afwisselend op de achtergrond spelen, en coryfeeën zijn om de prima donna’s te laten uitblinken. Natuurlijk: het rechtersvak is een hoogstaande, vooraanstaande professie. Maar betekent dit ook dat rechters zich daarop moeten laten vóórstaan? Misschien is het beter om bij de zoektocht naar uniformiteit en identiteit als groep het accent iets minder op het individu te leggen, en meer op de meerwaarde en het niveau van de groep als geheel. Gaat het om de eigen beroepsinvulling, ja dán kan – moet zelfs – iedere rechter inderdaad zijn of haar eigen rol als een prima donna invullen. Maar voor de Rechtspraak als geheel is een collectieve professionele houding nodig.

Ik vraag me af of het niet tijd wordt dat rechters een toontje lager gaan zingen, om het wat onvriendelijk te zeggen. We hoeven niet in te boeten aan onze hoge kwaliteit van werken, onze inzet, kennis en kunde. Maar soms moet het individu zich schikken om de groep te laten excelleren. Vanuit die wat meer bescheiden houding is het misschien mogelijk om de gezamenlijkheid te vinden en ons daarnaar te gedragen. De buitenwereld krijgt dan een eenduidig beeld van ons werk en de mensen die recht spreken. En ‘toezicht’, zoals de advertentie voor de gedragsbeïnvloeder meldt, is niet eens nodig om het belang van onze kwalitatief hoogstaande rechtspraak voor het voetlicht te krijgen. Het gaat om een esprit de corps, zoals Geert Corstens zo helder naar voren bracht tijdens de Zesdaagse: een gedeeld gevoel van kwaliteit dat zeker plaats laat voor het individu, maar met het grotere geheel als de som der delen.

 

Nieuwsoverzicht