‘Tijd voor een nieuw platform training Europees recht’

Nederland loopt voorop in Europa bij het trainen van rechters en gerechtssecretarissen in de toepassing van Europees recht. Om die voorhoedepositie te behouden moet er een nieuw landelijk platform komen dat deze training verder aanjaagt, vinden SSR-voorzitter Rosa Jansen en CBb-voorzitter Reinier van Zutphen. Beiden waren vorige week uitgenodigd bij de door de Europese Commissie georganiseerde conferentie ‘Stimulating European Judicial Training’ in Brussel.

Nederland heeft in Europa een goede naam als het gaat om het trainen van rechters in Europees recht, bleek vorige week weer eens in Brussel, waar gesproken werd over de financiering van toekomstige activiteiten door de Europese Commissie. Wel tien tot vijftien buitenlandse collega’s complimenteerden op 10 april Reinier van Zutphen tijdens de conferentie ‘Stimulating European Judicial Training’ met de Nederlandse trainingspraktijk: “Jullie doen het goed”, hoorde Van Zutphen, voorzitter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) Nederland staat in Europa bekend om zijn effectieve, van onderop georganiseerde training in Europees recht voor rechters en andere juridische professionals. “De omvang en het niveau van deze training verschilt nu behoorlijk per lidstaat”, aldus Van Zutphen. “Dat vraagt om meer samenwerking en uitwisseling.”

Dat vindt ook Rosa Jansen, voorzitter van het college van bestuur van het Studiecentrum Rechtspleging (SSR): “De EU-brede training in Europees recht biedt een mer à boire aan mogelijkheden, bijvoorbeeld uitwisseling, legal linguistic training, studiebezoeken, pleitwedstrijden, cursussen, stages, e-learning.” Jansen is ook voorzitter van de Stuurgroep van het Europese netwerk van opleidingsinstituten EJTN. “Nederland wordt inderdaad als voorloper gezien. Dat heeft ook te maken met onze moderne manier van lesgeven. Wij integreren Europees recht in bestaande nationale cursussen. Ook zetten wij rechters niet in een zaaltje met de armen over elkaar om er een verhaal aan te horen. Onze training is interactief, reflectief en brengt rechters, secretarissen,  en andere doelgroepen bij elkaar.”    

Toch kan de Nederlandse aanpak nog verbeterd worden, vinden Van Zutphen en Jansen. Zo zouden meer rechters en officieren van justitie via uitwisseling moeten proeven aan de Europese rechtspraktijk. “Dat gebeurt nog te weinig”, stelt Van Zutphen. “Terwijl je op bezoek bij een collega in een ander land een onschatbare ervaring opdoet.” Jansen sluit zich hier volmondig bij aan: “Rechters die de kans benutten om naar het buitenland te gaan vinden dat vaak een enorme eye opener. ‘Ik dacht dat ik wist hoe het werkte’, zei een van hen laatst, ‘Maar nu weet ik het pas echt’.” Jansen bepleit dat ook de leidinggevenden in de gerechten vaker op uitwisseling gaan. “Zij bepalen grotendeels het uitwisselingsbeleid. Dan is het goed om te weten wat het oplevert. Zo creëer je een Europese rechtscultuur.”

In de vernieuwde initiële opleiding tot rechter gaan aankomende rechters automatisch op werkbezoek in het buitenland. Van Zutphen ziet het liefst dat de jonge generatie zich twee weken onderdompelt in de Franse of Roemeense rechtspraktijk. Jansen, verantwoordelijk voor de nieuwe basisopleiding die start in april 2014, heeft budget voor een uitwisseling van een week. “Maar we zoeken in Europa naar creatieve wegen om de duur van de uitwisseling uit te breiden.” Het Europees recht is in de vernieuwde opleiding sowieso geen apart vak meer, maar geïntegreerd in vakken als strafrecht en civiel recht. “Zo werkt het in de praktijk ook”, licht Jansen toe.

Maar ook de training in Europees recht binnen de Nederlandse gerechten is aan vernieuwing toe, denken Van Zutphen en Jansen. Op dit moment heeft ieder gerecht zijn eigen Europa- coördinator. Zij hebben regelmatig onderling contact via een landelijk netwerk, dat op 19 april weer bijeenkomt. De coördinatoren delen kennis, organiseren lezingen en onderhouden internationale contacten. Deze diversiteit aan taken is volgens Van Zutphen in de grotere fusiegerechten lastig vol te houden. Hij ziet meer brood in een netwerkrol van doorverwijzen en aanjagen, onder meer via MySite en andere moderne communicatie. Tegelijk zou het netwerk meer kunnen samenwerken met de kenniscentra, de landelijke stafbureau’s en SSR. “Het is nu te versnipperd”, stelt Van Zutphen. “Er zijn zowat acht nieuwsbrieven voor Europees recht.”

SSR-voorzitter Jansen gaat die samenwerking graag aan. Ook zij gelooft in de kracht van “het Nieuwe Leren” via een nieuw landelijk platform voor Europees recht. “Via dat platform zouden permanent kennis en opleidingen uitgewisseld moeten worden. Dat varieert van de interpretatie van rechterlijke uitspraken tot het uitwisselen van goede cursussen. De tijd is voorbij dat één coördinator alle nodige kennis in zich kan hebben.” De coördinatoren moeten wel gesteund worden door hun gerechtsbesturen, vindt Jansen. Ze constateert dat er regelmatig kansen blijven liggen, bijvoorbeeld bij trainingen Europees recht in en uitwisselingen naar het buitenland. “Van veel cursussen betaalt de Commissie maar liefst tachtig procent van de kosten. Dan kost een cursus over het Europees arrestatiebevel in Rome nog maar een paar honderd euro. Het is dan heel Nederlands om te zeggen: ‘Moeten mijn rechters naar Rome?!’.”

Van Zutphen beaamt dat er ‘geen krankzinnige budgetten’ nodig zijn om veel te bereiken. Hij noemt een Europese bijeenkomst van rechters gespecialiseerd in telecommunicatie in Trier, die zijn eigen CBb in samenwerking met SSR heeft georganiseerd. Aanleiding was de verkeerde interpretatie door rechters in het buitenland van een uitspraak door het CBb in een grote telecom-zaak. “Dat is driehonderd euro per persoon voor een meeting, een overnachting, een diner en de vliegreis. En daar krijg je een hele belangrijke en leerzame uitwisseling voor terug.”

Rechters in Nederland passen van Europees recht doorgaans prima toe, blijkt uit onderzoek. Toch ontbreekt het veel rechters op dit vlak nog aan zelfvertrouwen, aldus Van Zutphen. “Aardig wat rechters zijn toch op een bepaalde manier bang voor Europees recht. Ze twijfelen aan hun capaciteit om het goed toe te passen. Terwijl ze vaardigheden als goed zoeken en analyseren gewoon in huis hebben.” Dat klopt, zegt Jansen: “Terwijl veel andere zaken net zo complex zijn: wat dacht je dat je voor het interpreteren van DDoS nodig hebt?” Ook voor een gezonder zelfvertrouwen geldt volgens Van Zutphen en Jansen hetzelfde recept: meer uitwisseling en meer kennis.

 

 

Nieuwsoverzicht