Tijd voor de volgende stap

De bestuurders in de Rechtspraak zijn het volstrekt met elkaar eens dat we krachten en kennis veel meer moeten delen om de kwaliteit van de rechtspraak op noodzakelijk niveau te houden. Die positieve conclusie kunnen we wel trekken na de intensieve gesprekken en trainingen die we de afgelopen weken met elkaar hadden over de kwaliteit van de rechtspraak.

Zo’n collectief gedachtegoed is belangrijk. Het betekent dat alle actoren in het veld inzien dat kwaliteitsprojecten, hoe goed doorwrocht die op zichzelf ook mogen zijn, het risico hebben te mislukken als er geen onderlinge samenhang en commitment is. Er is bovendien zoveel werk te verrichten dat vertrouwen in elkaar en overlaten aan anderen, deel zou moeten uitmaken van deze aanpak. Zoals Carla Eradus zo mooi zei over de leiderschapstraining Collectieve Bestuurskracht die SSR organiseert: ‘Door verbinding en verbondenheid moeten 2 + 2 optellen tot 5!’

Nu is het tijd voor de volgende stap: het transformeren van collectief gedachtegoed naar collectieve daadkracht. Nu de neuzen dezelfde kant op staan gaat dat ook lukken. Daar kun je zeker van zijn. In de afgelopen besprekingen over de strategie voor de komende jaren is het punt  ‘gezamenlijkheid’ ook nadrukkelijk op de agenda gezet. Niet als ‘vage kreet’, maar met concrete voorstellen om die gezamenlijkheid ook echt te realiseren in de praktijk. We moeten vanaf nu de krachten uit de gezamenlijkheid bundelen in de verscheidene landelijke kwaliteitsprojecten voor de rechtspraak. Iedere projectgroep zou breed kunnen worden samengesteld uit deskundige mensen vanuit de Rechtspraak. Zij zouden zich, los van hun eigen positie binnen de rechterlijke organisatie, dan kunnen verdiepen in het betreffende thema om voorstellen en maatregelen voor verbetering te ontwikkelen op het betreffende gebied. Zo krijg je een pakket voorstellen en maatregelen die niet als los zand aan elkaar hangen maar een coherent geheel vormen. Ik ben daar ook een groot voorstander van. Het levert een krachtenveld op dat groter en sterker is dan de som der delen. Krachtsdenken in plaats van machtsdenken moet het devies worden voor de komende jaren binnen de Rechtspraak.

De positie van SSR in dit grote, samenhangende geheel van innovatie, vakbekwaamheid, vernieuwing en kwaliteitsverbeteringen blijft spannend en uitdagend. De grote voordelen van een eigen opleidingsinstituut waar praktijk en kennis uit de rechterlijke macht en daarbuiten samenkomen worden nog steeds breed en volmondig onderschreven. Dat geldt niet alleen voor de nieuwe initiële opleiding maar ook voor de vele andere activiteiten op het gebied van permanente educatie, thematische bijeenkomsten en leiderschapstrajecten. Opnieuw positieve geluiden. Denken en doen lopen echter niet altijd gelijk op. De kwaliteit van SSR en onze producten staat volgens de individuele evaluaties buiten kijf. Toch wordt er steeds vaker ‘buiten’ geshopt bij het inkopen van opleiding en onderwijs. Feitelijk hebben de gerechten er zich aan gecommitteerd dat zij van de dertig uur die iedere rechter jaarlijks aan permanente educatie moet besteden, er maar negen bij SSR worden afgenomen. En zelfs dat kost soms nog moeite. Dat wekt, zacht gezegd, verbazing. En niet alleen hier. In Brussel, waar ik recentelijk een bijeenkomst van gerechtelijke opleidingsinstituten bezocht,  reageerde men stomverbaasd toen ik vertelde dat het hier geen vanzelfsprekendheid is dat de rechterlijke organisatie voor het eigen opleidingsinstituut kiest en dat er ook geen landelijke beleid voor vakbekwaamheid bestaat. Dat lijkt erg op het ‘kind met het badwater weggooien’ omdat samen opgebouwde kwaliteit niet volop wordt benut.

Hoe bewaak je dan het niveau van kwaliteit in de gerechten? Wie houdt daar toezicht op? Ook hier is het tijd voor een volgende stap. Van onze kant zijn inmiddels veel programma’s ontwikkeld om de kennisomgeving van SSR te kunnen koppelen aan de werkomgeving van de rechterlijke macht, zodat het beste van twee werelden tot stand kan komen. We blijven samenwerken met het veld op het gebied van opleiding en kennisontwikkeling en passen steeds vraag en aanbod op elkaar aan. De wensen uit de praktijk zijn onze leidraad. Als we écht voor krachtenbundeling willen gaan, dan zal magistratelijk Nederland nog grotere stappen voorwaarts kunnen maken.

Kennismanagement vind ik zelf een beetje een ‘old school’ begrip, maar als onderdeel van een lerende organisatie kan ik er nog wel mee uit de voeten. De directe lijn tussen praktijk en opleiding die ons instituut zo sterk maakt mag geen stippellijn zijn!
 

Nieuwsoverzicht