Stinkdier

‘Rechters moeten architecten zijn: interactief, dynamisch en gedifferentieerd’, zegt de Belgische rechtsfilosoof Frank Fleerackers in het interview dat in onze nieuwsbrief staat. ‘Boekhoudjuristen’ en ‘technisch tekenaars’ die menen voldoende te hebben aan rechtskennis en niet verder willen kijken dan hun neus lang is, zijn geen goede magistraten, vindt hij.

De geestdrift waarmee deze welbespraakte Vlaming zijn denkbeelden verkondigt, inspireert mij iedere keer weer. Niet alleen de inhoud van zijn boodschap onderschrijf ik volledig, maar ook de manier waarop hij stáát voor zijn uitgangspunten en die met vuur en vlam verdedigt. Zonder zich iets aan te trekken van de oorverdovende stilte van een ‘goegemeente’ die het misschien wel met hem eens is, maar er niet even uitdrukkelijk zijn nek voor wil uitsteken. Ik heb bewondering voor dat soort moed.

Ook in onze rechterlijke organisatie, weet ik uit ervaring, wordt het je lang niet altijd in dank afgenomen als je hamert op inhoud en kwaliteit en de instrumenten die nodig zijn om de magistratelijke autonomie naar een hoger plan te tillen. Het verwijt klinkt al gauw dat je daarmee geen oog hebt voor de organisatie als geheel en buiten de realiteit van werkprocessen staat. Of je een soort stinkdier bent! Dat gevoel moeten velen herkennen.

Het is het aloude dilemma van de bureaucratie versus de autonomie van het vak, in dit geval de rechtspraak. De Groningse hoogleraar professie-ethiek Anne Ruth Mackor schetste dit recentelijk bijzonder treffend in het blad Mr.: ‘Hoe kun je als professional je beroep nog naar eer en geweten uitoefenen binnen steeds knellender bureaucratische kaders?’, vraagt zij zich af. Met die vraag worstel ik doorlopend. Het ‘rechtsdenken’ waarover Fleerackers het heeft, moet op de een of andere manier tussen de oren van iedere rechter zitten. In onze nieuwe initiële opleiding krijgen de (kern)opleiders de opdracht mee om  rio’s dat rechtsdenken bij te brengen geven en hen ervan te doordringen dat zij nooit automaten mogen zijn. Voor de ervaren rechters en hun permanente educatie heeft SSR verdiepende masters, summercourses en collegetours – succesvolle programma’s die hoge rapportcijfers krijgen van de deelnemers. Maar het blijft steeds een gevecht om voldoende tijd en ruimte vrij te spelen, zowel binnen de organisatie als in de agenda van de individuele rechter,  voor de verdiepingsslagen die we aan ons vak verplicht zijn.

Misschien is dat wel dat ‘proces van vervreemding’, waarover Mackor het heeft. ‘Naar buiten toe lijkt het alsof professionals door hun organisaties worden vertegenwoordigd maar intern ervaren zij dat helemaal niet zo’, zegt zij. Die uitspraak lijkt inderdaad van toepassing op de rechtspraak: rechters willen wel over inhoud en kwaliteit praten, maar het grotere geheel, maakt hen dat niet makkelijk. Het accent mag dan tegenwoordig liggen op ‘transparantie’ en ‘communicatie’, maar ik heb nog altijd liever een arts die stotterend, maar inhoudelijk duidelijk en onomwonden, zegt wat ik mankeer dan een vlotsprekende dokter van wie ik geen steek wijzer wordt. En datzelfde geldt voor onze magistratuur.

 

Nieuwsoverzicht