Intern debat nodig binnen gerechten over kwaliteitsverbeteringen

De vakinhoudelijke ambachtelijkheid van strafrechters kan op een aantal punten verbeteren. De discussie daarover zal binnen de gerechten zelf op gang moeten komen. Rechters zullen samen en in overleg met hun bestuur maatregelen kunnen treffen om hun werk de nodige kwaliteitsslagen te laten maken. Mits zij bereid zijn de hand in eigen boezem te steken, zich kwetsbaar op te stellen en elkaar in de ogen te kijken.

Dit was op 5 maart in Zwolle de centrale boodschap van Rinus Otte, hoogleraar organisatie Rechtspraak aan de Universiteit van Groningen, en Yvo van Kuijck, raadsheer bij het gerechtshof in Arnhem, tijdens de vijfde sessie van de Zesdaagse, de landelijke collegetour die SSR organiseert over allerlei facetten rond rechterlijke oordeelsvorming.

Wilders

Strafrechters, zo vinden Otte en Van Kuijck, hebben wel of geen last van kwaliteit ondermijnende werkdruk en ondertekenen wel of niet het Leeuwarder Manifest, maar voor hen allemaal geldt dat zij in hun werk substantiële verbeteringen kunnen aanbrengen. Verbeteringen die henzelf maar ook het grotere geheel, de Rechtspraak, meer waardering van de buitenwereld opleveren. Gedragsregels op zitting, het wel of niet horen van getuigen, het hanteren van de voorzittersrol: het zijn punten die vakinhoudelijk tussen rechters in strafkamers onderling maar ook meer structureel in het debat met gerechtsbesturen besproken moeten worden.

Rinus Otte‘Er is veel vaker overleg nodig over de te hanteren professionele standaard voor de zaken die een kamer gaat behandelen en de houding van de rechters ter zitting’, aldus Rinus Otte in zijn inleiding. ‘De wijze van behandeling van een zaak, het decorum, de orde op zitting, de manier waarop de kaders van het proces wordt uitgelegd, de weergave van het dossier – het zijn allemaal onderwerpen die vooraf doordacht en besproken moeten worden. Zowel door de rechters onderling als in samenspraak met de besturen.’

‘Professionele autonomie berust in sterke mate op het ontwikkelen van routines en protocollen’, meent Otte. ‘Veel rechters menen dat zij een eigenstandige wijze van voorzitterschap van een zitting kunnen ontwikkelen. Maar het rechterlijk prestige hangt niet af van de persoon alleen. We spreken niet namens onszelf recht, maar namens het gerecht en in bredere zin namens de Rechtspraak. Zou het daarom niet beter zijn om met vakgenoten en gerechtsbestuurders het gesprek aan te gaan over de manier waarop strafzaken behandeld dienen te worden?’, vraagt hij zich af.  Hij onderstreepte dat vooral de strafrechters zich goed bewust moeten zijn van het feit dat de samenleving meekijkt. ‘Uit ervaring blijkt dat een te personalistische houding in de zittingzaal minder gelukkig is’, aldus Rinus Otte.

Voor de Zesdaagse-middag hadden de inleiders camerabeelden van het proces Wilders verzameld, en aan de hand van stellingen over gebeurtenissen in het proces lieten zij de deelnemers discussiëren over de wel of niet wijze lessen die uit die momenten konden worden getrokken.

Ambachtelijk

Yvo van Kuijck wees in zijn inleiding vooral op het belang van het ontwikkelen van ambachtelijke vaardigheden bij strafrechters Yvon van Kuijckin het horen van getuigen, en de eigen verantwoordelijkheid die zij daarbij zullen moeten nemen. Aan de hand van de beelden uit het proces Wilders liet hij zien welke gevolgen het kan hebben wanneer de rechter besluit om getuigen wel of niet te horen, en de manier waarop dit gebeurt.
‘Rechters zouden in strafzaken bijvoorbeeld onderling moeten bespreken wie de getuigen ondervraagt. Voor het gezag en de uitstraling van het rechterlijk college als eenheid zou het volgens hem beter zijn om de ondervraging door de voorzitter te laten doen. Natuurlijk moeten de bijzitters aanvullende vragen kunnen stellen,  maar er moet één duidelijk beeld van ervaring en kwaliteit naar buiten komen. Het leiding geven aan een zitting en het horen van getuigen is een ambachtelijke vaardigheid die veel meer aandacht, ook in de opleiding, moet krijgen. Misschien in de vorm van een mentoraat, waarbij er een meester-gezelverhouding is tussen de mentor en zijn of haar leerling’, aldus Van Kuijck.

Opkomst

Aan deze Zesdaagse-bijeenkomst namen dit keer slechts een beperkt aantal mensen deel. Zowel Rinus Otte als Yvo van Kuijck uitten zich daarover teleurgesteld. Rinus Otte: ‘SSR heeft kosten noch moeite gespaard om deze mooie en zinnige collegetour te organiseren. Het is een prachtige mogelijkheid voor rechters uit alle geledingen om de verdiepingsslag te maken die zij zo zeggen te missen. Hoe kan het dan, dat van de 2500 rechters er slechts een kleine groep magistraten bereid is tijd te steken in zo’n belangrijk onderdeel van hun werk? Als we pretenderen een lerende organisatie te zijn, dan hebben we toch als hoog ontwikkelde professionals ook de eigen verantwoordelijkheid om hiervoor tijd te maken? Ik denk dat er sprake is van een cultuur bij rechters om bij alles te zeggen dat er geen tijd is. Daarnaast is er een structuur te zien dat gerechten hoe langer hoe meer van dit soort activiteiten in eigen hand nemen. Hoe we die cultuur en structuur een omslag kunnen geven, zal nog een heel gepuzzel worden.’

Zesde

De laatste sessie van de zesdaagse collegetour wordt op 25 maart in de middag gehouden bij de Raad voor de rechtspraak in Den Haag. Inleiders Fred Hammerstein, hoogleraar Geschilbeslechting op de CPO-Wisselleerstoel aan de Radboud Universiteit Nijmegen, en Ruth de Bock, raadsheer bij het gerechtshof in Amsterdam, praten dan over het thema ‘Waarheidsvinding (civiel)’. Reeds 40 deelnemers hebben zich hiervoor aangemeld. Tenslotte wordt op 27 mei aanstaande deze collegetour afgesloten met “De Zevende Dag”, waarin de bevindingen van de eerdere bijeenkomsten samenkomen.

Nieuwsoverzicht