WRITER’S ‘BLOG’

Ik had een zomercolumn willen schrijven. Zo’n zonnig, speels en luchtig verhaal, een beetje dromerig, over een leuk onderwerp dat buiten de komkommertijd niet zo snel aan bod zal komen. Maar het lukt niet. Misschien heb ik last van een writer’s ‘blog’ …

Er zijn ook teveel serieuze actualiteiten die het me simpelweg niet mogelijk maken om over koetjes en kalfjes te praten. Zoals de rechterscode die net is opgesteld. Mijn eigen gedachten rond de vorming van academische gerechten, waarin naast kwantiteit voldoende ruimte, aandacht en tijd is voor opleiding, onderzoek en ontwikkeling. Of de roep om naast allerlei organisatorische, bestuurlijke en financiële verbeteringen toch vooral ook te blijven kijken naar de inhoud van het werk. En dan nog de causale verbanden tussen dat soort onderwerpen. Houd dan de zaag maar eens scherp, om met de net overleden Amerikaanse auteur en managementgoeroe Stephen Covey te spreken.

Eerst die rechterscode. Die codificatie van ethische en integriteitsnormen is, wat mij betreft, vooral belangrijk om de buitenwereld een transparante doorkijk te geven bij het werk van rechters en officieren van justitie. Een glazen toga. Die transparantie is belangrijk voor het vertrouwen in de rechterlijke macht. Maar de normen en waarden in die Code of Conduct, waarover ik al zo vaak over sprak in het buitenland, die moeten toch echt in de haarvaten van de rechters en officieren van justitie zelf zitten en dus niet uit een handleiding komen. Ik ga ervan uit, dat iedere magistraat  tot op het bot doordrongen is van de ethiek en integriteit die bij het werk hoort. Bij onze opleidingen en cursussen komt het onderwerp ook veelvuldig aan bod. Gelukkig maar, want dat houdt ons steeds opnieuw scherp. Zoals gezegd krijgt de inhoudelijke kant van het werk, de individuele rechter of officier van justitie die stáát voor zijn zaak, steeds meer aandacht. Natuurlijk binnen de organisatie waarin we werken, maar het individu en de rechtspraak als geheel zorgen voor de kwaliteit van Rechtspraak Nederland. Die symbiose mogen we nooit uit het oog verliezen.

Die onlosmakelijke koppeling is ook de achtergrond van mijn gedachte bij zogeheten academische gerechten, zoals we ook academische ziekenhuizen hebben. De opleiding zou daarbij naast onderzoek veel meer centraal gesteld moeten worden. Naar veel belangrijke inhoudelijke kanten van het werk –oordeelsvorming bijvoorbeeld, of methoden van rechtsvinding of deskundigheidsbevordering op het gebied van bijvoorbeeld neurolaw en cybercrime– wordt wetenschappelijk onderzoek gedaan. Daar maken we te weinig gebruik van. Waarom? Zijn de resultaten van de meeste onderzoeken alleen toegankelijk voor ‘bèta-types’? Bieden ze de praktijkjurist te weinig handvatten voor zijn praktijk? Hoogleraar Leny de Groot zegt in een interview op onze website dat de wetenschap iets meer naar de praktijk zou kunnen kijken. Ik ben dat met haar eens. Maar we moeten ook zelf in de spiegel durven kijken. Kennis en ervaring moeten we delen en organiseren. Dat kan, als alle gerechten de wetenschap die er is gebruiken en uitwisselen met anderen. Binnenkort gaan we samen met de hoogleraren uit het netwerk van SSR, maar ook met wetenschappers daarbuiten, rond de tafel zitten om te bespreken hoe we de uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek op het gebied van rechtspraak, rechtspleging en werk  van rechters en officieren van justitie in onze praktijk beter ‘te gelde’ kunnen maken.

Graag zou ik daarover wat reacties horen. Of bezorgt de zomer u ook een writer’s block?

Nieuwsoverzicht